Het Wilde Ding
Mathias Stal


Een Wild Ding, wat is dat nu eigenlijk? En waarom is een voorwerp een Wild Ding? In deze scriptie ga ik zeker niet op zoek naar een pasklaar antwoord op deze vraag. Als student muziekproductie ben ik minder bezig met het tastbare en het plastische aspect van kunst. Dus toen ik de denkoefening moest maken van wat voor mij een wild ding is, heb ik toch even moeten zoeken. Wat zijn wilde voorwerpen in muziek? En waarom zijn die voorwerpen wild voor mij, in mijn dagelijkse leven?


Als laatstejaarsstudent Muziekproductie ben ik voornamelijk bezig met het creëren en bewerken van muziek. Dit in allerlei vormen. Soms componeer ik muziek voor mezelf, soms voor de band waarin ik basgitaar speel. Daarnaast componeer ik af en toe muziek voor film. Het grootste deel van mijn tijd ben ik echter bezig met het producen van muziek. Dit houdt in grote lijnen in dat mensen met een demo song naar mij komen en dat ik deze verder bewerk, de opnames maak en deze afwerk tot een ‘radio-klaar’ product. Hoewel dit misschien een technische taak lijkt, is er toch veel creativiteit nodig om deze job goed te doen.

Die creativiteit uit zich in visie op het project. In het begin probeer ik een antwoord te geven op vragen als: “waar willen we naartoe met deze song?”, “is dit het juiste tempo?”, “welk gevoel wekt dit op?” en dergelijke meer. Eens ik samen met de artiest de antwoorden op deze vragen heb gevonden, ga ik op zoek naar klanken die bij deze song passen. De algemene kleur van de song, dus. Gaan we voor een heldere song die poppy mag klinken? Of gaan we voor een alternatievere aanpak? Deze fase heet de pre-productie. Samen met de artiest maak ik een soort maquette van de song. 
Op dit moment begin ik meestal zelf instrumenten vast te nemen om uit te zoeken of er verbetering mogelijk is. De nieuwe partijen en elementen neem ik thuis (of in het repetitiekot van de band/artiest) altijd al op. Ik neem zelf ook altijd instrumenten of effectpedalen mee in de hoop dat deze de muzikanten kunnen inspireren.

Eens iedereen tevreden is over de pre-productie, gaan we de song opnemen in een opnamestudio. Daar maken we een captatie van de muziek zoals ze gespeeld wordt en maken we belangrijke keuzes in klank. Hier is het van belang om de muzikanten te pushen zodat ze het beste van zichzelf geven. Hoewel de opnamestudio een heel technische omgeving is, is het van cruciaal belang voor een producer om hier heel goed in te spelen op de performance van de artiest(en).

Eens de opnames achter de rug zijn, start het mixen. Dit is de fase waarin ik alle opgenomen elementen laat blenden tot een coherent geheel. Mixen is een kwestie van balans. Lees: de verhoudingen tussen de verschillende instrumenten en de zang, zowel op vlak van volume als frequenties. Hier probeer ik vaak nog een extra dimensie te creëren door het spelen met reverb (galm) en delays. Met deze tools kan ik het gevoel dat de artiest wil overbrengen nog eens extra in de verf zetten.

De laatste fase in dit proces is de mastering. Mastering wordt het vaakst omschreven als ‘zwarte magie’. Weinig muzikanten weten wat er precies gedaan wordt. Ze weten alleen dat het na de mastering luider is (en klinkt) en dus ook beter is. Maar eigenlijk is de taak van de mastering om nog aanpassingen te maken in het geheel. Hier kan ik dus eigenlijk geen onderlinge volumes tussen de instrumenten meer aanpassen, maar wél het geheel helderder of donkerder maken. Hier wordt er ook compressie op de eindbus gebruikt om de song meer aan elkaar te lijmen. Maar meer hierover later.
Eens we een gemasterde versie van de mix hebben, kan deze naar de radio, op Spotify of naar de perserij.

Men kan dus vaststellen dat ik tijdens bovenstaande processen veel verschillende toestellen (instrumenten, micro’s, computers, mengtafels, effectenapparatuur, compressors,…) gebruik om tot een geslaagd eindproduct te komen. Onder producers wordt er vaak gezegd: “It’s the ear, not the gear”. Dit klopt volledig. Een ervaren producer maakt een veel betere productie en mix op slechts een laptop, dan een beginneling in een volledig uitgeruste studio met een analoge mengtafel.

Toch wil ik even de kanttekening maken dat het materiaal waarmee ik werk mij wel inspireert. En ik ben hier niet alleen in.
Ik heb niet over het prijskaartje dat aan materiaal hangt, maar over het gevoel dat ik krijg als ik met bepaalde apparatuur werk. Bijvoorbeeld: een aantal jaar geleden kocht ik een Rickenbacker-gitaar. Dit is een supergitaar die al sinds de jaren ’60 bekend staat voor z’n uitzonderlijke klank en kwaliteit. Toch merk ik dat ik zelf het creatiefst te werk ga op de eerste gitaar die ik ooit zelf kocht. Ik ben er zelfs van overtuigd dat ik op mijn eerste gitaar een veel origineler en gevoeliger resultaat behaal.

In de wereld van de muziekopnames is er de laatste jaren veel ophef rond het onderwerp ‘analoog vs digitaal’. Wat zijn de verschillen tussen bijvoorbeeld opnames die gemaakt worden op een computer en opnames die op een tape machine worden gemaakt? En wat is het verschil tussen een mix die analoog gemaakt is op een mengtafel en een volledig digitaal gemaakte mix?
Veel grote mixers zijn volledig overgestapt naar ‘mixing in-the box’. Dit wil zeggen dat de audio niet meer langs analoge apparatuur passeert. Elke vorm van ‘processing’ gebeurt dus door plugins (algoritmes). Niemand kan ontkennen dat deze mixes van uitzonderlijke kunnen kwaliteit zijn. Daarbij komt nog eens het gemak waarmee deze mixers kunnen springen van het ene project naar het andere.

In mijn eigen set-up thuis werk ik ook voornamelijk ‘in-the-box’. Enkel voor mijn eindbus compressie ga ik even uit de computer door een analoge compressor. Deze compressor is een lampencompressor. In dit toestel worden dus lampen gebruikt om het signaal te versterken. De aankoop hiervan was best een investering, maar ik ben er heel tevreden mee. De klank is naar mijn mening echt beter geworden. Ik denk ook dat het feit dat de audio even de computer verlaat een invloed heeft op de manier waarop ik mix.

Zoals in de inleiding van deze paper vermeld wordt, ben ik dus op zoek gegaan naar wat een wild ding is in mijn dagelijks leven. En analoge apparatuur is voor mij het antwoord.

Wat analoge apparatuur voor mij wild maakt, is de onvoorspelbaarheid en de bruutheid ervan. Zeker met lampenapparatuur hangt de klank af van veel factoren. Zo heeft de netspanning invloed, maar ook hou oud de lampen zijn én hoe lang ze al branden. Wat ook wel leuk is, is dat deze apparatuur echt warm wordt. Wanneer ik een dag mix in mijn kleine home studio, dan werkt mijn compressor op het einde van de dag bijna als verwarming.
De reden waarom ik zelf maar één analoog toestel heb thuis om door te mixen is het prijskaartje. Maar in de studio waar ik vaak zit om te producen is er apparatuur genoeg. Dus leek deze paper de ideale gelegenheid om eens de vergelijking te maken voor mezelf. Ik deed de test. Op maandagavond repeteerden we de song. Op dinsdag maakten we de opnames en op woensdag maakte ik de mix op de mengtafel met alle analoge apparatuur. Dan liet ik de song twee weken liggen en maakte ik hier thuis de mix nog eens volledig digitaal.

Het verschil tussen de twee mixes start al bij het begin. Bij het voorbereiden van de analoge mix werd ik verplicht om keuzes te maken nog vóór ik begon te mixen. De productie was groter dan 32 kanalen (16 kanalen drums, 2 kanalen basgitaar, 10 kanalen gitaar, 8 kanalen keyboards, etc.), dus moest ik sommige kanalen samenvoegen zodat de volledige sessie op de mengtafel paste. Bijkomend moest ik de patch op voorhand voorbereiden (de patchbay is de plek waar alle apparatuur van de studio samenkomt en waar je met kleine kabeltjes alle verbindingen kunt leggen). Meestal is het tijdens de mixing noodzakelijk om de basgitaar een beetje te compressen zodat deze mooi in de mix zit. Dus bij aanvang moest ik al kiezen welke compressor ik ging aansluiten op het kanaal van de basgitaar.

Bij het opbouwen van de analoge mix schoof ik de faders van de kanalen één voor één open, waardoor ik echt kon bouwen aan de mix en gaandeweg keuzes maken. Keuzes moesten er effectief nu al gemaakt worden, aangezien er ‘maar’ 32 kanalen en 14 compressors zijn. Ik kon dus niet overal een compressor op aansluiten. Dit zorgde ervoor dat elke keuze goed doordacht moest zijn en ik dus heel bewust aan het mixen was.
Een groot contrast met een digitale mix. Hier staan alle kanalen meestal open en is het aantal kanalen, compressors en effecten eindeloos.

Ik zou dus óók kunnen stellen dat analoog mixen mij bepaalde beperkingen oplegt. Al zie ik deze beperkingen eerder als een voordeel. “Necessity is the mother of invention”.
Wat mij opviel tijdens het mixen, was hoe weinig ik eigenlijk moest veranderen. De muziek blende al snel heel mooi samen. Dit komt door de overspraak tussen de verschillende kanalen in de mengtafel. De technische uitleg ga ik hier niet doen. Maar het kan eigenlijk gezien worden als alle verschillende kanalen (lees: instrumenten) die qua klank zachtjes naar elkaar toegetrokken worden.

Tijdens de digitale mix viel mij dan weer op dat ik veel meer prutste aan de klanken. Ik hoorde veel meer kleine details die mij stoorden en die ik wou verhelpen. Later, tijdens het vergelijken van de twee mixes merkte ik op dat het juist die kleine details waren die de analoge mix zo leuk maakten.

Het grootste verschil tussen de analoge mix en de digitale mix? Het plezier waarmee ik de analoge mix maakte. Het tactiele aspect is voor mij doorslaggevend. De analoge apparatuur geeft mij zonder twijfel veel meer inspiratie en dwingt mij om stil te staan bij elke keuze die ik maak. Een mengtafel is echt een toestel dat de klank samenduwt tot één geheel. Zoiets is dus heel inspirerend om mee te werken.
Een computer is een middel, een analoge set-up is een creatieve partner.

Een kleine toevoeging die ik nog graag wil maken gaat over de analoge compressor die ik zelf gekocht heb en waarmee ik dagelijks werk. Dit is ‘The Phoenix’ van het bedrijf ‘Thermionic Culture Ltd., England’. De wijze waarop en de zorg waarmee dit toestel en de accessoires verpakt waren, is ongelooflijk. Bij het toestel zat ook een technische fiche met alle testwaarden van elk lamp dit er in het toestel zit. Bovenaan het blad stond de datum van het testen (twee weken voor ik de compressor had). Elke meting was manueel gedaan en het blad was met de hand ingevuld. Het werkt aanstekelijk om te zien hoe erg de mensen van dit bedrijf begaan zijn om creatieve tools te maken voor muzikanten en deze in perfecte staat af te leveren.

Aan het einde van deze test heb ik voor mezelf besloten dat ik vanaf nu (als het budget het toelaat) mixes altijd eerst eens analoog ga maken. Ook al is het maar voor een uurtje, om de eerste balansen te maken en de song te verkennen. In de analoge wereld komen die ideeën spontaan naar me toe. Eens ik alle ideeën verzameld heb, zal ik thuis met mijn digitale set-up de mix dan weer afwerken zoals de artiest waarvoor ik werk het wil. Het moet wel gezegd worden dat de digitale wereld ons tools geeft die in deze analoge wereld niet te vinden zijn. Bij een digitale mix kan ik op elk moment van de dag een sessie binnen de 10 seconden openen. Of supersnel verder werken waar ik vorige keer gestopt ben. In een ideale wereld ligt de oplossing dus ergens in het midden. Die oplossing in eigenlijk vrij eenvoudig. We leggen de puzzel in de analoge en tactiele wereld én we gebruiken het digitale hulpmiddel om het werk af te maken.

Na de vergelijking kan ik voor mezelf besluiten dat ik mijn Wild Ding gevonden heb. Het denkproces dat hier aan voorafging is inspirerend en iets dat ik zeker ga meenemen naar de toekomst. Ik kan ook wel vaststellen dat ik mijn eigen invulling van het begrip ‘Wild Ding’ heb gevonden. Een Wild Ding hoeft voor mij niet één materieel voorwerp te zijn, maar een geheel van materialen die mij inspireren. Het hele proces van deze vergelijking tussen het digitale en het analoge heeft mij heel wat nieuwe inzichten gegeven in de manier waarop ik moet omgaan met muziek.
Muziek is en blijft de vertaling van een emotie naar klank. En het zou niet slim zijn om te geloven dat digitale toestellen deze vertaling beter maken dan analoge apparatuur. Ik ben er zeker van dat ik al met dit in mijn achterhoofd te werk ga gaan in de toekomst, dat ik op creatievere eindresultaten zal uitkomen.